Author: | James Buckland, Louis Desnoyers | ISBN: | 1230002196480 |
Publisher: | Consumer Oriented Ebooks Publisher | Publication: | March 5, 2018 |
Imprint: | Language: | English |
Author: | James Buckland, Louis Desnoyers |
ISBN: | 1230002196480 |
Publisher: | Consumer Oriented Ebooks Publisher |
Publication: | March 5, 2018 |
Imprint: | |
Language: | English |
In Frankrijk, in de provincie Normandië, woonde de familie Steenvoorde: papa, mama en drie kinderen, twee meisjes en een jongen. De jongen heette Paul; hij was de oudste van het drietal, maar jammer genoeg, bij lange na de wijste niet.
Toen Paul zes jaar was ging hij naar school; hij werd er tenminste heengezonden, maar als hij slechts eenigszins kon, wandelde hij de schooldeur voorbij, om liever met allerlei straatjongens buiten te spelen. En als hij eens een enkele keer naar binnen stapte, dan was hij al binnen een kwartier weer op straat gezet. Paul kende geen gehoorzaamheid; hij deed precies en alleen wat hij zelf wilde en daar andere menschen gewoonlijk juist het tegenovergestelde verlangden, kreeg Paul voortdurend straf. Hij bleef echter onverbeterlijk, welke straf men hem ook oplegde. Wie hem zag loopen zou niet gezegd hebben, dat hij een kind van zeer welgestelde ouders was. Zijn haar hing altijd in ongeregelde franjes onder zijn pet uit en de broek, die vandaag nog nieuw was, toonde morgen reeds een gat op de knie, waar de voering door kwam kijken. Zijn dasje was gewoonlijk zoek of wel hij gebruikte het als zakdoek en zijn kousen hingen hem den geheelen dag op de neergetrapte schoenen, want het elastiek van zijn kousebanden gebruikte hij om er een katapult van te maken. Als men niets anders zag dan zijn handen wist men niet recht of die aan een neger of aan een roodhuid toebehoorden; hij wroette er den geheelen dag mee in allerlei vuil en aan wasschen had hij een broertje dood.
In Frankrijk, in de provincie Normandië, woonde de familie Steenvoorde: papa, mama en drie kinderen, twee meisjes en een jongen. De jongen heette Paul; hij was de oudste van het drietal, maar jammer genoeg, bij lange na de wijste niet.
Toen Paul zes jaar was ging hij naar school; hij werd er tenminste heengezonden, maar als hij slechts eenigszins kon, wandelde hij de schooldeur voorbij, om liever met allerlei straatjongens buiten te spelen. En als hij eens een enkele keer naar binnen stapte, dan was hij al binnen een kwartier weer op straat gezet. Paul kende geen gehoorzaamheid; hij deed precies en alleen wat hij zelf wilde en daar andere menschen gewoonlijk juist het tegenovergestelde verlangden, kreeg Paul voortdurend straf. Hij bleef echter onverbeterlijk, welke straf men hem ook oplegde. Wie hem zag loopen zou niet gezegd hebben, dat hij een kind van zeer welgestelde ouders was. Zijn haar hing altijd in ongeregelde franjes onder zijn pet uit en de broek, die vandaag nog nieuw was, toonde morgen reeds een gat op de knie, waar de voering door kwam kijken. Zijn dasje was gewoonlijk zoek of wel hij gebruikte het als zakdoek en zijn kousen hingen hem den geheelen dag op de neergetrapte schoenen, want het elastiek van zijn kousebanden gebruikte hij om er een katapult van te maken. Als men niets anders zag dan zijn handen wist men niet recht of die aan een neger of aan een roodhuid toebehoorden; hij wroette er den geheelen dag mee in allerlei vuil en aan wasschen had hij een broertje dood.