Toernooi met de dood

roman uit het jaar van de grote pest te Florence

Kids, Fiction, Classics, Fiction & Literature, Historical, Teen, General Fiction
Cover of the book Toernooi met de dood by Johan Fabricius, WPG Kindermedia
View on Amazon View on AbeBooks View on Kobo View on B.Depository View on eBay View on Walmart
Author: Johan Fabricius ISBN: 9789025863685
Publisher: WPG Kindermedia Publication: March 18, 2013
Imprint: Leopold Language: Dutch
Author: Johan Fabricius
ISBN: 9789025863685
Publisher: WPG Kindermedia
Publication: March 18, 2013
Imprint: Leopold
Language: Dutch

De nieuwe Fabricius speelt - gelijk zijn Komedianten trokken voorbij en De grote geus - in een vervlogen tijd. Voor zijn Tournooi met de dood heeft hij het Florence uit Boccaccio's dagen gekozen, en met de verve en de dramatische kracht die wij van hem kennen, vertelt hij ons over de Zwarte Dood, de Pest-epidemie van 1348 die, na in Italië honderdduizenden slachtoffers hebben geëist, nog gans Europa zou teisteren.
De rijken vluchtten uit de besmette steden van Toskane naar hun buitens, waar zij in landelijke afzondering veilig het einde van de Plaag meenden te kunnen afwachten. Na een inzet van waarlijk epische allure zien wij een stoet jonge ruiters uit Florence wegtrekken, om in de villa Quattroventi bij Fiesole het pijnlijk drama van hun tijd zo goed mogelijk te vergeten bij wijn en goede spijzen, bij jacht en liefdesspel. Deze scene en de zorgeloosheid waarmee het jeugdig gezelschap zich tijdens de gedwongen villegiatuur aan de vreugden des levens overgeeft brengen ons Boccaccio's Decamerone in herinnering. De wereld was jong in die dagen: men leefde driftig, vurig. Het sociale bewustzijn was, behalve onder de geestelijkheid, nauwelijks ontwaakt. De rijkaard had koffers vol goud, at en dronk als een vorst, kleedde zich in fluweel, zijde en damast en warm, zacht bont, en beschermde zich met dikke stenen muren tegen de arme, die in lompen ging, honger en koude leed en bedelend de hand ophief.
Maar de Zwarte Dood, somber oprijzend aan de horizon, hield geen rekening met deze stevig gevestigde sociale orde: stoorde zich aan geen muren of traliewerk. En voor hij op zijn gruwelijk pad was verder gegaan, had hij de paleizen der vergeefs voor hem gevluchte rijkaards opengezet voor de daklozen. Hier is de parallel tussen dit boek en de rampen die wij in onze dagen hebben beleefd: een epidemie, gelijk een grote oorlog, baart een nieuwe wereld.
Onvermijdelijk nadert het ogenblik waarop de Zwarte Dood ook de villa Quattroventi bereikt en, gruwzaam toeslaand, het troepje overmoedigen en zorgelozen verbijsterd doet uiteenstuiven. Het is dan dat enkelen onverwachts hun menselijke waarde tonen; anderen, niet opgewassen tegen de beproevingen, verraden makkers en vriendinnen in hun wilde drang tot zelfbehoud. De maskers vallen, en het roekeloze spel wordt rauwe tragedie. Sterk beeldend als hij steeds is, schept Fabricius hier onvergetelijke scenes van een soms adembenemende kracht. Verder wemelt dit werk van figuren die de lezer zullen bijblijven, de oude, nog zo vitale mevrouw Sabina Orlancini, haar vroeg vergrijsde zoon Giacopo, die uit de algemene nood geleidelijk voordeel voor zichzelf tracht te slaan, en zijn nog mooie vrouw Helena, die haar gemiste jeugd betreurt: daar zijn Sabina's kleinzoon Luciano en diens blonde veertienjarige verloofde Beatrice, haar kleindochter Lucrezia die zich in haar trots pantsert tegen de vernederingen welke haar man haar aandoet: de bruut en veroveraar Ruggiero. Daar zijn Beatrice's ongelukkig geëindigde Moorse knechtje kamenier Rosalba - en daar is deze vreemde valet Silvestro, die, lang en mager en met donker gloeiende ogen, wordt gekozen om in een zondig-lichtzinnige pantomime de rol van de Dood te vertolken...

View on Amazon View on AbeBooks View on Kobo View on B.Depository View on eBay View on Walmart

De nieuwe Fabricius speelt - gelijk zijn Komedianten trokken voorbij en De grote geus - in een vervlogen tijd. Voor zijn Tournooi met de dood heeft hij het Florence uit Boccaccio's dagen gekozen, en met de verve en de dramatische kracht die wij van hem kennen, vertelt hij ons over de Zwarte Dood, de Pest-epidemie van 1348 die, na in Italië honderdduizenden slachtoffers hebben geëist, nog gans Europa zou teisteren.
De rijken vluchtten uit de besmette steden van Toskane naar hun buitens, waar zij in landelijke afzondering veilig het einde van de Plaag meenden te kunnen afwachten. Na een inzet van waarlijk epische allure zien wij een stoet jonge ruiters uit Florence wegtrekken, om in de villa Quattroventi bij Fiesole het pijnlijk drama van hun tijd zo goed mogelijk te vergeten bij wijn en goede spijzen, bij jacht en liefdesspel. Deze scene en de zorgeloosheid waarmee het jeugdig gezelschap zich tijdens de gedwongen villegiatuur aan de vreugden des levens overgeeft brengen ons Boccaccio's Decamerone in herinnering. De wereld was jong in die dagen: men leefde driftig, vurig. Het sociale bewustzijn was, behalve onder de geestelijkheid, nauwelijks ontwaakt. De rijkaard had koffers vol goud, at en dronk als een vorst, kleedde zich in fluweel, zijde en damast en warm, zacht bont, en beschermde zich met dikke stenen muren tegen de arme, die in lompen ging, honger en koude leed en bedelend de hand ophief.
Maar de Zwarte Dood, somber oprijzend aan de horizon, hield geen rekening met deze stevig gevestigde sociale orde: stoorde zich aan geen muren of traliewerk. En voor hij op zijn gruwelijk pad was verder gegaan, had hij de paleizen der vergeefs voor hem gevluchte rijkaards opengezet voor de daklozen. Hier is de parallel tussen dit boek en de rampen die wij in onze dagen hebben beleefd: een epidemie, gelijk een grote oorlog, baart een nieuwe wereld.
Onvermijdelijk nadert het ogenblik waarop de Zwarte Dood ook de villa Quattroventi bereikt en, gruwzaam toeslaand, het troepje overmoedigen en zorgelozen verbijsterd doet uiteenstuiven. Het is dan dat enkelen onverwachts hun menselijke waarde tonen; anderen, niet opgewassen tegen de beproevingen, verraden makkers en vriendinnen in hun wilde drang tot zelfbehoud. De maskers vallen, en het roekeloze spel wordt rauwe tragedie. Sterk beeldend als hij steeds is, schept Fabricius hier onvergetelijke scenes van een soms adembenemende kracht. Verder wemelt dit werk van figuren die de lezer zullen bijblijven, de oude, nog zo vitale mevrouw Sabina Orlancini, haar vroeg vergrijsde zoon Giacopo, die uit de algemene nood geleidelijk voordeel voor zichzelf tracht te slaan, en zijn nog mooie vrouw Helena, die haar gemiste jeugd betreurt: daar zijn Sabina's kleinzoon Luciano en diens blonde veertienjarige verloofde Beatrice, haar kleindochter Lucrezia die zich in haar trots pantsert tegen de vernederingen welke haar man haar aandoet: de bruut en veroveraar Ruggiero. Daar zijn Beatrice's ongelukkig geëindigde Moorse knechtje kamenier Rosalba - en daar is deze vreemde valet Silvestro, die, lang en mager en met donker gloeiende ogen, wordt gekozen om in een zondig-lichtzinnige pantomime de rol van de Dood te vertolken...

More books from WPG Kindermedia

Cover of the book Stiefkind by Johan Fabricius
Cover of the book Witte zwanen, zwarte zwanen by Johan Fabricius
Cover of the book De band grijpt in by Johan Fabricius
Cover of the book Cool by Johan Fabricius
Cover of the book Weerwolfbommetje! by Johan Fabricius
Cover of the book Het geheim van de magische muis by Johan Fabricius
Cover of the book Leef je nog? by Johan Fabricius
Cover of the book Briljant! by Johan Fabricius
Cover of the book Verboden voor mij by Johan Fabricius
Cover of the book Zoveel kleuren by Johan Fabricius
Cover of the book Het grote vriendjesfeest by Johan Fabricius
Cover of the book Het geheim van de stropershut by Johan Fabricius
Cover of the book Het geheim van de blote vakantie by Johan Fabricius
Cover of the book Bibi Xtra by Johan Fabricius
Cover of the book April is de wreedste maand by Johan Fabricius
We use our own "cookies" and third party cookies to improve services and to see statistical information. By using this website, you agree to our Privacy Policy