Author: | Henriette Roland Holst van der Schalk | ISBN: | 1230000284557 |
Publisher: | W. L. & J. BRUSSE’S | Publication: | December 8, 2014 |
Imprint: | Language: | Dutch |
Author: | Henriette Roland Holst van der Schalk |
ISBN: | 1230000284557 |
Publisher: | W. L. & J. BRUSSE’S |
Publication: | December 8, 2014 |
Imprint: | |
Language: | Dutch |
Example in this ebook
EERSTE BEDRIJF
Het terras van More’s paviljoen te Chelsea.
More, Grynæus, Margreet, Dance, Mercy, later William en vrouw Else.
GRYNÆUS Heer Thomas, nauw terug van overzee
drijft mij een drang dit liefgeworden huis
dat ik zoo vaak droombetrad, na een dag
van lang verlangen, weder te betreden
wakend, en mij in werk’lijkheid te laven
aan uw oneind’ge heuschheid, aan dit leven
van scherts-doorweven ernst, geluk’ge arbeid
waar droombegooch’ling mij hongrig naar liet.
MORE Gij zijt mij welkom als weleer, Grynæus,
en gelijk mij ben ’k zeker al de mijnen.
Vindt g’ ons in andren staat weer naar de wereld
dan g’ ons verliet,—pronk en praal zijn gevloden,
maar blijheid zingt naar d’ ouden trant door ’t huis.
(tot Margreet) Niet waar, mijn lust?
MARGREET Het is een heerlijk leven
dat wij nu leiden: ik voor mij begeer
geen ander, ook het oude niet terug.
GRYNÆUS Margreet, hoezeer gelijk hebt ge!—Ge weet
ik ging, om in Italië mij te laven
aan de eedle bron, die daar rijk’lijk welt:
de kennis der latijnsche en grieksche spraken,
waaruit het schoon en diepzinnig gelaat
ons tegenlacht van de wijsheid der ouden.
Aan menig hof wijlde ik waar een grootmoedig vorst
wedijv’rend met de vorsten zijn geburen
een schaar van uitgelezen geesten hield
verzaâmd; hun roem verhoogde zijnen luister
meer dan het stoutst wapenfeit. O hoe klein
maakte mij hun diepwort’lende geleerdheid:
ik kroop weg onder haar machtigen boom!
Ja en ook vrouwen vond ik, stralender
van vernuft dan de kostbare gesteenten
die heerlijk flonkerde’ om hun zwanenhals.
Veel leerde ik van hen, veel heb ik genoten:
parelend schenkt daarginds, uit gulle tuiten
het leven gulpen van genot.... ik wijlde
gaarn’ in ’t gezegend land!
Maar nergens vond ik, gelijk onder u,
den stroom vernuft beglansd door ’t milde schijnsel
van teederheid van hart, en nergens vond
ik den boom weten als bij u geworteld
in diepen levensernst. En vraagt ge mij
wat m’ ontbrak in het schitterend Italië:
ik vond geen mensch, bij wien ’k gansch mensch kon wezen;
een man gelijk uw vader vond ik niet.
DANCE Die is ook niet te vinde’ op ’t wereldrond.
MORE (Schertsend tot zijn dochters)
Ei hoor, wat hoofsche wendingen zijn tong
in ’t zuidland leerde, om een oud man te loven.
GRYNÆUS Heer Thomas, niet uitheemsche hoofsche zede,
mijn hart leerde aan mijn tong uw lof. Vergun
nu allereerst dat ik u overbreng
minnigen groet van veel vereerde mannen
uit de landen die ik bezocht.
Niet vele hunner hoorden ooit uw stem
als ik haar hoor, en zage’ uw aangezicht
als ik het zie zich tot hen overbuigen,
maar alle kennen u en hebbe’ u lief.
Een broeder rekenen de oud’ren u,
de jongeren een wijzer vriend;
en om met die u ’t waardst is te beginnen:
Erasmus zendt u teed’ren broedergroet.
MORE Hoe vaart mijn lieve vriend?
GRYNÆUS Gelijk hij plag;
wel hebben ziekte en ouderdom hem bij
de hand gevat, en onbarmhartig sleuren
zij hem tusschen zich in omlaag naar ’t graf:
zijn uitgebloeide lijf ontkomt hun niet.
Maar over den geest hebben zij geen macht!
die stuurt de felle straal van wetenschap
en ’t kleurig vonkensproeisel van vernuft
uit als weleer, lustig en onverzwakt.
O een feest is het te zien hoe zijn spot
slingert den brand in die damme’, opgehoopt
door d’ eeuwen: domheid, onverstand, vooroordeel,
bijgeloof, en ze opgaan doet in asch.
MORE Jammer maar dat uit die asch tot nieuw leven
de domheid weer herrijst....
Ja bleef alles wat Erasmus versloeg
met geestespijle’, ook dood, ja dan... Ge vondt hem
in Freiburg? Hij mijdt Bazel nog?
To be continue in this ebook
Example in this ebook
EERSTE BEDRIJF
Het terras van More’s paviljoen te Chelsea.
More, Grynæus, Margreet, Dance, Mercy, later William en vrouw Else.
GRYNÆUS Heer Thomas, nauw terug van overzee
drijft mij een drang dit liefgeworden huis
dat ik zoo vaak droombetrad, na een dag
van lang verlangen, weder te betreden
wakend, en mij in werk’lijkheid te laven
aan uw oneind’ge heuschheid, aan dit leven
van scherts-doorweven ernst, geluk’ge arbeid
waar droombegooch’ling mij hongrig naar liet.
MORE Gij zijt mij welkom als weleer, Grynæus,
en gelijk mij ben ’k zeker al de mijnen.
Vindt g’ ons in andren staat weer naar de wereld
dan g’ ons verliet,—pronk en praal zijn gevloden,
maar blijheid zingt naar d’ ouden trant door ’t huis.
(tot Margreet) Niet waar, mijn lust?
MARGREET Het is een heerlijk leven
dat wij nu leiden: ik voor mij begeer
geen ander, ook het oude niet terug.
GRYNÆUS Margreet, hoezeer gelijk hebt ge!—Ge weet
ik ging, om in Italië mij te laven
aan de eedle bron, die daar rijk’lijk welt:
de kennis der latijnsche en grieksche spraken,
waaruit het schoon en diepzinnig gelaat
ons tegenlacht van de wijsheid der ouden.
Aan menig hof wijlde ik waar een grootmoedig vorst
wedijv’rend met de vorsten zijn geburen
een schaar van uitgelezen geesten hield
verzaâmd; hun roem verhoogde zijnen luister
meer dan het stoutst wapenfeit. O hoe klein
maakte mij hun diepwort’lende geleerdheid:
ik kroop weg onder haar machtigen boom!
Ja en ook vrouwen vond ik, stralender
van vernuft dan de kostbare gesteenten
die heerlijk flonkerde’ om hun zwanenhals.
Veel leerde ik van hen, veel heb ik genoten:
parelend schenkt daarginds, uit gulle tuiten
het leven gulpen van genot.... ik wijlde
gaarn’ in ’t gezegend land!
Maar nergens vond ik, gelijk onder u,
den stroom vernuft beglansd door ’t milde schijnsel
van teederheid van hart, en nergens vond
ik den boom weten als bij u geworteld
in diepen levensernst. En vraagt ge mij
wat m’ ontbrak in het schitterend Italië:
ik vond geen mensch, bij wien ’k gansch mensch kon wezen;
een man gelijk uw vader vond ik niet.
DANCE Die is ook niet te vinde’ op ’t wereldrond.
MORE (Schertsend tot zijn dochters)
Ei hoor, wat hoofsche wendingen zijn tong
in ’t zuidland leerde, om een oud man te loven.
GRYNÆUS Heer Thomas, niet uitheemsche hoofsche zede,
mijn hart leerde aan mijn tong uw lof. Vergun
nu allereerst dat ik u overbreng
minnigen groet van veel vereerde mannen
uit de landen die ik bezocht.
Niet vele hunner hoorden ooit uw stem
als ik haar hoor, en zage’ uw aangezicht
als ik het zie zich tot hen overbuigen,
maar alle kennen u en hebbe’ u lief.
Een broeder rekenen de oud’ren u,
de jongeren een wijzer vriend;
en om met die u ’t waardst is te beginnen:
Erasmus zendt u teed’ren broedergroet.
MORE Hoe vaart mijn lieve vriend?
GRYNÆUS Gelijk hij plag;
wel hebben ziekte en ouderdom hem bij
de hand gevat, en onbarmhartig sleuren
zij hem tusschen zich in omlaag naar ’t graf:
zijn uitgebloeide lijf ontkomt hun niet.
Maar over den geest hebben zij geen macht!
die stuurt de felle straal van wetenschap
en ’t kleurig vonkensproeisel van vernuft
uit als weleer, lustig en onverzwakt.
O een feest is het te zien hoe zijn spot
slingert den brand in die damme’, opgehoopt
door d’ eeuwen: domheid, onverstand, vooroordeel,
bijgeloof, en ze opgaan doet in asch.
MORE Jammer maar dat uit die asch tot nieuw leven
de domheid weer herrijst....
Ja bleef alles wat Erasmus versloeg
met geestespijle’, ook dood, ja dan... Ge vondt hem
in Freiburg? Hij mijdt Bazel nog?
To be continue in this ebook