Author: | Cornelis Veth | ISBN: | 1230000291348 |
Publisher: | AMSTERDAM UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ “ELSEVIER” | Publication: | January 14, 2015 |
Imprint: | Language: | Dutch |
Author: | Cornelis Veth |
ISBN: | 1230000291348 |
Publisher: | AMSTERDAM UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ “ELSEVIER” |
Publication: | January 14, 2015 |
Imprint: | |
Language: | Dutch |
Example in this ebook
VAN GIGIO EN FAMULUS
ROMEINSCHE ROMAN
Het was dien morgen een ochtend van ideale schoonheid en atmosfeer. De keizerlijke Villa lijnde zich uit als een droom van marmor, als een eindeloos uitgemeten stuk groen biljartlaken spreiddede zich het grasveld, als een architecturale fabula volgden portico’s op portico’s, schakelden nymfea zich aan nymfea, ronddeden zich de immense exedra als cathedra voor pedagogen van titanen.
Langs den oever van de rivier, die zich strekte als een eindeloos uitgeplette reep blik, op het strand dat naar de zon duiddede als een lange vieil-or-kleurig-gehandschoende voorvinger, promeneerden de matronae in stola en palla, de meritrices in palla en stola, stroomden zij uit de Thermen, nog na-boudeerend over de duurte van de tesserae, die zij betaald hadden aan de ostiari, en de patriciërs, nog mopperend over de foia die zij volgens de mos hadden moeten aanbieden aan de capsarii in het frigidarium of het nog prijziger tepidarium, waar zij hun corpus hadden gebaad en geodorificeerd. Hier ontmoetteden de jonge Aanzienlijken de matronae en de virginae, groetteden hoffelijk, wisselden met geëffaceerde galanterie of geaffineerde venijnigheid epigrammen, tot de slik van een carpenta met één of twee paarden hen bespattede, zoodat zij haastig scheiddeden en zich voortspoeddeden, anathema’s van vernuftig-stekelige vinding werpend naar de menners, welke hiervan, hooggezeten, niets vermoeddeden. Daartusschen scharrelden de straatjongens, etende hun oliebollen, buitelende over hun caput, of elkaar slaande op hun tabernaculum, hun testimonium, hun tonitrus, hun fulmen of wel hun animus. De vermetelsten verstoutteden zich wel eens achter den rug van de Aanzienlijken een langen naso te trekken, of de lingua uit te steken. Bij afwisseling bestookten zij elkaar met sputum of zelfs faecaliën.
Over de blik-blanke rivier gleed een navicula, in voorname wiegeling. In dat bootje, geroeid door Ethiopische zwarte slaven, zaten twee Aanzienlijken, en onderhielden zich, hoffelijk, in kunstvol geciseleerd Latijnsch.
De één was een vijftiger, treffend aristocratisch, met artificieel klein geknepen mond, een kale calva en donkere oogen, verborgen achter groote lunettae, in onberispelijk Romeinsch avondtoilet gehuld. Hij sprak met kalme hooge stemme het zoetklinkende accent der residentie. De ander was een godschoone knaap, met slanke, als broze leden, fijn, doch athletisch, een roomkleurig teint en een heerlijken, fraai bewerkten haardos.
To be continue in this ebook
Example in this ebook
VAN GIGIO EN FAMULUS
ROMEINSCHE ROMAN
Het was dien morgen een ochtend van ideale schoonheid en atmosfeer. De keizerlijke Villa lijnde zich uit als een droom van marmor, als een eindeloos uitgemeten stuk groen biljartlaken spreiddede zich het grasveld, als een architecturale fabula volgden portico’s op portico’s, schakelden nymfea zich aan nymfea, ronddeden zich de immense exedra als cathedra voor pedagogen van titanen.
Langs den oever van de rivier, die zich strekte als een eindeloos uitgeplette reep blik, op het strand dat naar de zon duiddede als een lange vieil-or-kleurig-gehandschoende voorvinger, promeneerden de matronae in stola en palla, de meritrices in palla en stola, stroomden zij uit de Thermen, nog na-boudeerend over de duurte van de tesserae, die zij betaald hadden aan de ostiari, en de patriciërs, nog mopperend over de foia die zij volgens de mos hadden moeten aanbieden aan de capsarii in het frigidarium of het nog prijziger tepidarium, waar zij hun corpus hadden gebaad en geodorificeerd. Hier ontmoetteden de jonge Aanzienlijken de matronae en de virginae, groetteden hoffelijk, wisselden met geëffaceerde galanterie of geaffineerde venijnigheid epigrammen, tot de slik van een carpenta met één of twee paarden hen bespattede, zoodat zij haastig scheiddeden en zich voortspoeddeden, anathema’s van vernuftig-stekelige vinding werpend naar de menners, welke hiervan, hooggezeten, niets vermoeddeden. Daartusschen scharrelden de straatjongens, etende hun oliebollen, buitelende over hun caput, of elkaar slaande op hun tabernaculum, hun testimonium, hun tonitrus, hun fulmen of wel hun animus. De vermetelsten verstoutteden zich wel eens achter den rug van de Aanzienlijken een langen naso te trekken, of de lingua uit te steken. Bij afwisseling bestookten zij elkaar met sputum of zelfs faecaliën.
Over de blik-blanke rivier gleed een navicula, in voorname wiegeling. In dat bootje, geroeid door Ethiopische zwarte slaven, zaten twee Aanzienlijken, en onderhielden zich, hoffelijk, in kunstvol geciseleerd Latijnsch.
De één was een vijftiger, treffend aristocratisch, met artificieel klein geknepen mond, een kale calva en donkere oogen, verborgen achter groote lunettae, in onberispelijk Romeinsch avondtoilet gehuld. Hij sprak met kalme hooge stemme het zoetklinkende accent der residentie. De ander was een godschoone knaap, met slanke, als broze leden, fijn, doch athletisch, een roomkleurig teint en een heerlijken, fraai bewerkten haardos.
To be continue in this ebook