Author: | Jules Verne | ISBN: | 1230000744416 |
Publisher: | Consumer Oriented Ebooks Publisher | Publication: | October 28, 2015 |
Imprint: | Language: | Dutch |
Author: | Jules Verne |
ISBN: | 1230000744416 |
Publisher: | Consumer Oriented Ebooks Publisher |
Publication: | October 28, 2015 |
Imprint: | |
Language: | Dutch |
--Heeft er niemand geld meer bij zich? Komaan kinderen, zoekt eens
in uwe zakken!
--Hier heb ik nog wat, vader, antwoordde het meisje.
Uit haar zak bracht zij een groen papiertje te voorschijn, vierkant,
vet en beduimeld. De woorden _United States fractional currency_
die er op gedrukt stonden als randschrift rondom het borstbeeld van
een heer in burgerkleeding, met het cijfer 10 zesmaal herhaald in de
hoeken, waren nauwelijks meer te lezen. Dit beteekende dat het tien
Amerikaansche centen, of ongeveer een hollandsch kwartje waard was.
--Hoe komt ge daaraan? vroeg de moeder.
--Dat heb ik den laatsten keer opgehaald, was het antwoord van
Napoleona.
--Hebt gij niets meer, Sander?
--Niemendal vader.
--En Jan?
--Geen cent.
--Hoeveel moet ge dan nog hebben Cesar? vroeg Cornelia aan haar man.
--Als wij eene ronde som hebben willen, komen er twee centen te kort,
verklaarde mijnheer Cascabel.
--Hier zijn ze, patroon, kwam Kruidnagel vertellen terwijl hij een stuk
kopergeld, dat hij uit de diepte van een zijner zakken had opgedoken,
door de lucht liet vliegen.
--Mooi zoo, Nageltje! riep de kleine meid.
--Mooi, nu zijn wij er! liet Cascabel volgen.
Inderdaad: »hij was er«, om de woorden van den braven kunstenmaker
te gebruiken. In het geheel had hij twee duizend dollars bijeen,
dat is ten naasten bij vijf duizend gulden.
Vijf duizend gulden, door eigen talent en vlijt aan de goedgeefschheid
van jan en alleman afgedwongen, is dat niet een fortuintje?
Cornelia gaf haar man een zoen en al de kinderen volgden een voor
een haar voorbeeld.
--Nu moeten wij ons eene brandkast aanschaffen, hernam Cascabel,
een mooie brandkast met een geheim slot, om onzen schat te bewaren.
--Is dat werkelijk noodig? vroeg Cornelia, altijd een weinig bang
voor buitensporige uitgaven.
--Cornelia, wij kunnen er niet buiten.
--Zou een geldtrommel niet voldoende zijn?
--Dat is nu weer zoo'n vrouwenpraatje! riep Cascabel. Een trommel,
dat is goed om oorringen en armbanden in te bewaren. Voor baar geld
is eene brandkast noodig of op zijn minst een geldkist, vooral omdat
wij met onze vijfduizend gulden eene lange reis hebben te maken.
--Nu, koop dan een geldkist, maar denk er aan dat ge
afdingt! waarschuwde de zuinige Cornelia.
Het hoofd des gezins opende de deur, die toegang gaf tot het »prachtige
en sterke rijtuig«, dat de reizende familie tot woning diende. Hij
stapte de ijzeren trede af die vóór de deur hing en sloeg eene der
straten in welke naar het hart der stad Sacramento voerden.
Het kan in de maand Februari koud zijn in den staat Californië,
ofschoon die op gelijke aardrijkskundige breedte ligt als Spanje. Maar
gewikkeld in zijn wijden mantel met nagemaakt marterbont gevoerd
en met zijne pelsmuts over de ooren, kon mijnheer Cascabel de koude
weinig deren en stapte hij vroolijk voort. Een geldkist, eindelijk een
geldkist te bezitten, was iets waar hij zijn leven lang van gedroomd
had. Die droom stond op het punt werkelijkheid te worden!
Hetgeen wij bezig zijn te vertellen viel voor in de tweede maand van
het jaar 1867.
Negentien jaren vóór dat tijdstip was de plek waar tegenwoordig de
stad Sacramento staat, nog niets dan eene groote, ledige vlakte met
een fortje in het midden, een soort van versterkt blokhuis, dat door
de _Settlers_ en de eerste reizende kooplieden gebouwd was om tegen
de aanvallen der West-Amerikaansche Indianen beveiligd te zijn. Maar
nadat de Amerikanen het land van de Mexicanen afgenomen hadden,
die te zwak waren om het naar behooren te verdedigen, was er in den
toestand van Californië spoedig verandering gekomen. Het fortje had
plaats gemaakt voor eene stad en die was na nog geen twintig jaren
eene van de aanzienlijkste steden in de Vereenigde Staten geworden,
zonder dat herhaalde branden en overstroomingen in staat waren geweest
dien snel wassenden omvang te stuiten.
In 1869 had mijnheer Cascabel dus niets meer te vreezen van vijandige
Indiaansche stammen. Ook werd de publieke weg niet langer onveilig
gemaakt door roofzuchtige vagebonden uit alle landen der aarde, die in
1849 Californië kwamen overstroomen. In dat jaar werden de goudmijnen
ontdekt, die een weinig meer naar het noordwesten, op de vlakte
van Grass-Valley gelegen zijn en onder welke de beroemde mijn van
Allison-Ranch, waarvan het gesteente gemiddeld een halven gulden aan
goud op iedere kilogram erts bevatte, het meest vermaard is geworden.
Die tijd, met zijne ongehoorde fortuinmakerij, vaak gevolgd door een
nog sneller ondergang, gepaard met de diepste armoede, was thans
voorbij. Geen goudzoeker was er meer te vinden, zelfs niet in het
district Caribou, een gedeelte van engelsch Columbia, noordelijk
van het Washington-territorium, waar nog in 1863 de mijnwerkers
bij duizenden werden aangetroffen. Geen gevaar dus dat Cascabel's
spaarduitje, in den letterlijken zin van het woord door hem in het
zweet zijns aanschijns bijeengebracht en nu met zorg in de zakken
van zijnen mantel geborgen, hem onderweg ontstolen kon worden. Om
de waarheid te zeggen was het aanschaffen van eene geldkist dan ook
voor het veilige bewaren van zijnen schat niet zóó onontbeerlijk
als hij voorgaf. Maar hij hechtte er aan omdat hij voornemens was
eene groote reis te ondernemen door de weinig bezochte streken van
het verre Westen, waar het misschien minder veilig zou zijn dan in
Californië. Het doel dier reis was naar Europa terug te keeren.
Onbekommerd vervolgde mijnheer Cascabel dus zijnen weg door de breede
en nette straten van Sacramento. Hij ging over statige vierkante
pleinen, in den zomer beschaduwd door zware boomen die nu hun
bladerenkroon misten, omringd van weelderige hôtels en particuliere
huizen, sierlijk en geriefelijk gebouwd, van openbare gebouwen in
nieuw-engelschen stijl, van monumentale kerken vooral, door welk
een en ander de hoofdplaats van Californië geheel het voorkomen van
eene groote stad heeft. De straten waren vol bedrijvige menschen,
kooplieden, reeders, fabrikanten, sommige het hoofd vol van de
scheepsladingen die over de breede rivier of naar den Stillen Oceaan
op reis waren, andere op weg naar den Folson-spoorweg, die de kortste
gemeenschap met het hart der Vereenigde Staten vormt.
Onder het fluiten van een franschen militairen marsch richtte
Cascabel zijne schreden naar de High-Street. Daar had zijn vorschend
oog eenen winkel opgemerkt waar een mededinger van de beroemdste
brandkastenmakers der wereld zijne waren te koop bood. Wat in het
magazijn van William J. Morlan verkocht werd, had den naam van goed
en niet duur te zijn, in betrekkelijken zin altijd en in aanmerking
genomen den hoogen prijs van alle fabrieks-artikelen in de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika.
William J. Morlan bevond zich in zijn magazijn toen Cascabel daar
binnentrad.
--Uw dienaar, mijnheer Morlan, begon hij. Ik zou mij wel eene geldkist
willen aanschaffen.
William Morlan kende Cascabel, even als ieder in Sacramento hem
kende. Was hij niet sedert drie weken de beste straatkunstenaar die
zich in de stad bevond! Heel beleefd antwoordde de fabrikant dus:
--Eene geldkist mijnheer Cascabel? nu, daar wensch ik u van harte
geluk mede.
--Hoe bedoelt gij dat?
--Wel, omdat iemand die eene geldkist komt koopen, wel eenige zakken
dollars te bewaren moet hebben.
--Dat zal wel waar zijn, mijnheer Morlan.
--Welnu neem dan deze, antwoordde de winkelier, terwijl hij op eene
manshooge brandkast wees, die goed op hare plaats geweest zou zijn
in het kantoor van de gebroeders Rothschild of van andere bankiers,
die in den regel goed van geld voorzien zijn.
--Bedaard wat! hernam Cascabel. Die zou groot genoeg zijn om er mijn
geheele gezin in te bergen. Nu is dat wel mijne kostbaarste bezitting,
maar die behoef ik niet achter slot te bewaren. Zeg eens, mijnheer
Morlan, hoeveel geld zou er wel in die verbazende kast gaan?
--Eenige millioenen goudgeld.
--Eenige millioenen zegt gij? Dan zal ik later wel eens terugkomen
als ik die heb. Wat ik zoek is een kleine stevige kist, die ik onder
mijn arm nemen en achter in mijn wagen zetten kan als wij op reis zijn.
--Die heb ik ook voor u, mijnheer Cascabel.
De fabrikant haalde eene geldkist met een veiligheidsslot voor den
dag. Het gewicht er van was niet meer dan een pond of twintig. Van
binnen was de kist in laden en loketten verdeeld, evenals de kasten
waar geld en geldswaardig papier in de banken in bewaard wordt.
--Bovendien is zij tegen het vuur bestand, waar wij bij den verkoop
voor instaan, voegde Morlan er bij.
--Uitstekend, uitstekend! hernam Cascabel. Indien gij ook voor de
deugdelijkheid van het slot instaat, wil ik die kist wel hebben.
--Het is een slot met geheime sluiting, hernam de koopman, Het bestaat
uit vier letters, waarvan uit vier alfabetten een woord gekozen kan
worden, zoodat er bijna vier maal honderd duizend samenvoegingen te
bedenken zijn. In den tijd dien een dief noodig zou hebben om het
woord te vinden, zou hij een millioen keeren in de gevangenis gezet
kunnen worden.
--Een millioen keeren, zegt gij, mijnheer Morlan? Dat is waarlijk
verbazend! Maar wat is de prijs er van? Gij begrijpt dat een geldkist
te duur betaald zou zijn wanneer zij meer kostte dan hetgeen iemand
er in te bergen heeft.
--Volkomen juist, mijnheer Cascabel. Ik vraag er dan ook niet meer
dan zes en een halven dollar voor.
--Zes en een halven dollar? hernam Cascabel. Dat staat mij maar half
aan, die zes en een halve dollar. Komaan mijnheer Morlan, om zaken
te doen moet men wat toegeven. Zullen wij voor vijf dollars den
koop sluiten?
--Nu dan, omdat gij het zijt, mijnheer Cascabel.
Met eenen handslag werd de koop bezegeld. Toen vroeg de fabrikant of
hij de kist naar de rollende woning van den kunstenmaker wilde laten
brengen, aangezien het niet te pas kwam dat de eigenaar zelf er mede
onder den arm liep.
--Hoe heb ik het nu met u, mijnheer Morlan? Een man als ik, die met
gewichten van veertig pond speelt alsof het noten waren!
--Word maar niet boos. Onder ons gezegd en gebleven, hoeveel wegen
eigenlijk uwe gewichten van veertig pond?
--Precies vijftien pond, maar vertel het aan niemand anders! antwoordde
Cascabel.
Lachende en als een paar goede vrienden namen de fabrikant en de
kunstenmaker van elkander afscheid.
Een half uur later hield de gelukkige bezitter van de geldkist
zijnen intocht op het pleintje waar zijn wagen stond. Met niet weinig
zelfvoldoening zette hij »de kas van de firma Cascabel« op hare plaats.
Wat was het jonge volkje trotsch op het nieuwe meubel! Hoe blijde
waren zij er mede! Zij werden niet moede de kist open te maken en
weer te sluiten. De kleine Sander had er wel in willen kruipen om
verstoppertje te spelen. Maar dat kon niet want Sander was te lang
en om er krom in te liggen was de kist niet breed genoeg!
Kruidnagel verklaarde nooit zoo iets moois gezien te hebben, zelfs
niet in zijne droomen.
--Wat een moeite moet het kosten om dat ding open te maken, zeide
hij. Ten minste als het goed sluit, want anders moet het heel
makkelijk gaan.
--Dat is eene waarheid als eene koe, antwoordde de patroon. Op
eenen toon van gezag waar niets op te antwoorden viel en met een
veelbeteekenend gebaar, waarvan de bedoeling voor niemand twijfelachtig
kon zijn, liet hij toen volgen:
--Komaan kinderen, neemt uwe beenen op en gaat het een en ander halen
waar wij als koningen van smullen kunnen! Hier is een dollar waar gij
voor koopen moogt wat gij wilt. Ik ben de man die van daag trakteert!
Alsof de brave kerel niet iederen dag »trakteerde«! Maar dat was
een van de grappen die hij het liefst uithaalde en waar hij zelf het
hartelijkst om lachte.
In een oogenblik waren Jan, Sander en Napoleona uit zicht, gevolgd
door Kruidnagel met eene groote mand onder zijn arm om alles wat zij
gingen aanschaffen te dragen.
--Nu zijn wij alleen Cornelia, begon Cascabel. Laat ons nu een
oogenblik praten.
--Waarover Cesar?
--Waarover? Wel over het woord dat wij kiezen moeten om het
slot van onze geldkist toe te maken. Niet dat ik de kinderen niet
vertrouw. Lieve hemel dat zijn engelen, en evenmin om dien onnoozelen
Kruidnagel, want die is de eerlijkheid in persoon. Maar zulke woorden
moeten toch geheim gehouden worden.
--Neem maar een woord dat u het beste voorkomt, antwoordde
Cornelia. Wat gij wilt, vind ik goed.
--Hebt gij in 't geheel geene keus?
--Och neen.
--Ik voor mij zou liefst den naam van iemand nemen.
--Ja, ja ..., dat is goed. Den Uwen, Cesar.
--Dat kan niet want die is te lang! Het moet een naam zijn van niet
meer dan vier letters.
--Laat dan eene letter van den uwen weg. Cesar is even goed zonder R,
zou ik denken! Wij kunnen immers precies doen wat wij willen?
--Bravo, Cornelia! Dat is een goede inval, een van die invallen zooals
gij er dikwijls hebt. Maar als wij het er over eens zijn dat wij eene
letter uit eenen naam kunnen nemen, zie ik niet in waarom wij er geen
vier zouden weglaten en dan uit den uwen.
--Uit mijn naam?
--Wel zeker! De laatste vier letters er van: E L I A. Dat klinkt
zelfs nog mooier, vind ik.
--Hoe bedenkt ge het, Cesar?
--Zult ge het niet pleizierig vinden als uw naam de sluiting van onze
geldkist wordt?
--Zeker, vooral omdat hij in uw hart reeds geschreven staat, antwoordde
Cornelia innig en vol geestdrift.
Met ongehuichelde verrukking zoende zij haar braven man dat het klapte.
Zoodoende gebeurde het dat wie ter wereld het woord ELIA niet kende,
er nimmer in slagen zou de geldkist van de familie Cascabel open
te krijgen.
Na een half uur kwamen de kinderen terug met mondkost beladen. Het
waren heerlijke sneden ham en pekelvleesch, en van die verbazende
groenten zooals de vruchtbare grond van Californië ze voortbrengt,
koolen met stronken als boomen, aardappelen als meloenen, wortelen ter
lengte van een halven meter, die met geen andere te vergelijken zijn,
was Cascabel gewoon te zeggen, dan met die welke men onderweg uit den
grond trekt zonder de moeite te hebben van ze eerst te planten. Voor
de dranken is er in Californië eene rijke keus uit alles wat eene
amerikaansche keel kan streelen. Op het feestmaal der Cascabel's had
ieder een groot glas schuimend bier tot zijne beschikking en aan het
dessert eene fijne flesch sherry voor allen.
Cornelia had niet veel tijd noodig om, door Kruidnagel, haar gewonen
koksknecht, geholpen, het maal te bereiden. De tafel werd gedekt
in de tweede afdeeling van den reiswagen, gewoonlijk de woonkamer
genoemd, waarin eene aangename warmte heerschte tengevolge van het
in de aangrenzende ruimte brandende keukenfornuis. De eetlust van
vader, moeder en kinderen, die nooit te wenschen overliet, was dezen
dag buitengewoon. De omstandigheden in aanmerking genomen, was dat
geen wonder.
Toen het eten afgeloopen was, richtte mijnheer Cascabel tot allen het
woord, waarbij hij den plechtigen toon aansloeg waarmede hij gewoon
was het »geëerde publiek« toe te spreken.
--Morgen, kinderen, zeide hij, verlaten wij Sacramento, die nobele
stad, met hare nobele ingezetenen, over wie wij niet anders dan roemen
kunnen, onverschillig of hunne huid blank, rood of zwart ziet. Maar
Sacramento ligt in Californië; Californië is een stuk van Amerika en
Amerika is Europa niet. Een mensch heeft maar één vaderland. Europa,
dat is Frankrijk en het is waarlijk niet te vroeg wanneer wij naar
Frankrijk terug verlangen na er zoovele jaren van gescheiden te zijn
geweest. Hebben wij in dien tijd fortuin gemaakt? Om de waarheid te
zeggen: neen! Intusschen zijn wij eigenaars van een zeker aantal
dollars, die in onze geldkist een goed figuur zullen maken nadat
wij ze in fransch goud- of zilvergeld ingewisseld zullen hebben. Een
deel van dat bedrag zullen wij besteden om den Atlantischen Oceaan
over te steken op een der snelvarende stoomschepen van wier top de
driekleur wappert die onze Napoleon weleer in de hoofdsteden aller
landen geplant heeft. Cornelia, ik drink op uwe gezondheid!
Moeder Cascabel knikte vriendelijk met het hoofd, in antwoord op deze
beleefdheid die haar man haar dikwijls bewees, als wilde hij zijne
dankbaarheid toonen voor de moeite die zij zich gegeven had om hem in
de personen zijner kinderen de evenbeelden van Hercules en Achilles
te schenken.
Toen sprak hij weder:
--Ook drink ik op onze behouden reis! Mogen gunstige winden onze
zeilen doen zwellen!
Hij zweeg teneinde gelegenheid te hebben allen voor het laatst uit
de heerlijke sherry-flesch nog eens in te schenken.
--Intusschen, mijn vriend Kruidnagel, zult gij misschien de opmerking
maken dat er na het betalen van onze passage niets meer in de geldkist
over zal zijn?
--Daar ben ik niet bang voor patroon..... ten minste als de plaatskaart
op de booten, gevoegd bij die op de spoorwegen niet zóóveel kost.......
--Wat praat ge van spoorwegen, van _rail-roads_, zooals de Yankees
zeggen, riep Cascabel. Maar onnoozel schepsel, onbekwaam tot eenige
redeneering, daar reizen wij niet mede! Van Sacramento tot New-York
reken ik dat het vervoer ons niets kosten zal, want daar gebruiken wij
ons huis op wielen voor. Een honderd of wat mijlen rijdens, daar zal,
vermoed ik, de familie Cascabel zich niet door laten afschrikken,
zij die nooit anders gewoon is geweest dan de wereld door te rollen!
--Heeft er niemand geld meer bij zich? Komaan kinderen, zoekt eens
in uwe zakken!
--Hier heb ik nog wat, vader, antwoordde het meisje.
Uit haar zak bracht zij een groen papiertje te voorschijn, vierkant,
vet en beduimeld. De woorden _United States fractional currency_
die er op gedrukt stonden als randschrift rondom het borstbeeld van
een heer in burgerkleeding, met het cijfer 10 zesmaal herhaald in de
hoeken, waren nauwelijks meer te lezen. Dit beteekende dat het tien
Amerikaansche centen, of ongeveer een hollandsch kwartje waard was.
--Hoe komt ge daaraan? vroeg de moeder.
--Dat heb ik den laatsten keer opgehaald, was het antwoord van
Napoleona.
--Hebt gij niets meer, Sander?
--Niemendal vader.
--En Jan?
--Geen cent.
--Hoeveel moet ge dan nog hebben Cesar? vroeg Cornelia aan haar man.
--Als wij eene ronde som hebben willen, komen er twee centen te kort,
verklaarde mijnheer Cascabel.
--Hier zijn ze, patroon, kwam Kruidnagel vertellen terwijl hij een stuk
kopergeld, dat hij uit de diepte van een zijner zakken had opgedoken,
door de lucht liet vliegen.
--Mooi zoo, Nageltje! riep de kleine meid.
--Mooi, nu zijn wij er! liet Cascabel volgen.
Inderdaad: »hij was er«, om de woorden van den braven kunstenmaker
te gebruiken. In het geheel had hij twee duizend dollars bijeen,
dat is ten naasten bij vijf duizend gulden.
Vijf duizend gulden, door eigen talent en vlijt aan de goedgeefschheid
van jan en alleman afgedwongen, is dat niet een fortuintje?
Cornelia gaf haar man een zoen en al de kinderen volgden een voor
een haar voorbeeld.
--Nu moeten wij ons eene brandkast aanschaffen, hernam Cascabel,
een mooie brandkast met een geheim slot, om onzen schat te bewaren.
--Is dat werkelijk noodig? vroeg Cornelia, altijd een weinig bang
voor buitensporige uitgaven.
--Cornelia, wij kunnen er niet buiten.
--Zou een geldtrommel niet voldoende zijn?
--Dat is nu weer zoo'n vrouwenpraatje! riep Cascabel. Een trommel,
dat is goed om oorringen en armbanden in te bewaren. Voor baar geld
is eene brandkast noodig of op zijn minst een geldkist, vooral omdat
wij met onze vijfduizend gulden eene lange reis hebben te maken.
--Nu, koop dan een geldkist, maar denk er aan dat ge
afdingt! waarschuwde de zuinige Cornelia.
Het hoofd des gezins opende de deur, die toegang gaf tot het »prachtige
en sterke rijtuig«, dat de reizende familie tot woning diende. Hij
stapte de ijzeren trede af die vóór de deur hing en sloeg eene der
straten in welke naar het hart der stad Sacramento voerden.
Het kan in de maand Februari koud zijn in den staat Californië,
ofschoon die op gelijke aardrijkskundige breedte ligt als Spanje. Maar
gewikkeld in zijn wijden mantel met nagemaakt marterbont gevoerd
en met zijne pelsmuts over de ooren, kon mijnheer Cascabel de koude
weinig deren en stapte hij vroolijk voort. Een geldkist, eindelijk een
geldkist te bezitten, was iets waar hij zijn leven lang van gedroomd
had. Die droom stond op het punt werkelijkheid te worden!
Hetgeen wij bezig zijn te vertellen viel voor in de tweede maand van
het jaar 1867.
Negentien jaren vóór dat tijdstip was de plek waar tegenwoordig de
stad Sacramento staat, nog niets dan eene groote, ledige vlakte met
een fortje in het midden, een soort van versterkt blokhuis, dat door
de _Settlers_ en de eerste reizende kooplieden gebouwd was om tegen
de aanvallen der West-Amerikaansche Indianen beveiligd te zijn. Maar
nadat de Amerikanen het land van de Mexicanen afgenomen hadden,
die te zwak waren om het naar behooren te verdedigen, was er in den
toestand van Californië spoedig verandering gekomen. Het fortje had
plaats gemaakt voor eene stad en die was na nog geen twintig jaren
eene van de aanzienlijkste steden in de Vereenigde Staten geworden,
zonder dat herhaalde branden en overstroomingen in staat waren geweest
dien snel wassenden omvang te stuiten.
In 1869 had mijnheer Cascabel dus niets meer te vreezen van vijandige
Indiaansche stammen. Ook werd de publieke weg niet langer onveilig
gemaakt door roofzuchtige vagebonden uit alle landen der aarde, die in
1849 Californië kwamen overstroomen. In dat jaar werden de goudmijnen
ontdekt, die een weinig meer naar het noordwesten, op de vlakte
van Grass-Valley gelegen zijn en onder welke de beroemde mijn van
Allison-Ranch, waarvan het gesteente gemiddeld een halven gulden aan
goud op iedere kilogram erts bevatte, het meest vermaard is geworden.
Die tijd, met zijne ongehoorde fortuinmakerij, vaak gevolgd door een
nog sneller ondergang, gepaard met de diepste armoede, was thans
voorbij. Geen goudzoeker was er meer te vinden, zelfs niet in het
district Caribou, een gedeelte van engelsch Columbia, noordelijk
van het Washington-territorium, waar nog in 1863 de mijnwerkers
bij duizenden werden aangetroffen. Geen gevaar dus dat Cascabel's
spaarduitje, in den letterlijken zin van het woord door hem in het
zweet zijns aanschijns bijeengebracht en nu met zorg in de zakken
van zijnen mantel geborgen, hem onderweg ontstolen kon worden. Om
de waarheid te zeggen was het aanschaffen van eene geldkist dan ook
voor het veilige bewaren van zijnen schat niet zóó onontbeerlijk
als hij voorgaf. Maar hij hechtte er aan omdat hij voornemens was
eene groote reis te ondernemen door de weinig bezochte streken van
het verre Westen, waar het misschien minder veilig zou zijn dan in
Californië. Het doel dier reis was naar Europa terug te keeren.
Onbekommerd vervolgde mijnheer Cascabel dus zijnen weg door de breede
en nette straten van Sacramento. Hij ging over statige vierkante
pleinen, in den zomer beschaduwd door zware boomen die nu hun
bladerenkroon misten, omringd van weelderige hôtels en particuliere
huizen, sierlijk en geriefelijk gebouwd, van openbare gebouwen in
nieuw-engelschen stijl, van monumentale kerken vooral, door welk
een en ander de hoofdplaats van Californië geheel het voorkomen van
eene groote stad heeft. De straten waren vol bedrijvige menschen,
kooplieden, reeders, fabrikanten, sommige het hoofd vol van de
scheepsladingen die over de breede rivier of naar den Stillen Oceaan
op reis waren, andere op weg naar den Folson-spoorweg, die de kortste
gemeenschap met het hart der Vereenigde Staten vormt.
Onder het fluiten van een franschen militairen marsch richtte
Cascabel zijne schreden naar de High-Street. Daar had zijn vorschend
oog eenen winkel opgemerkt waar een mededinger van de beroemdste
brandkastenmakers der wereld zijne waren te koop bood. Wat in het
magazijn van William J. Morlan verkocht werd, had den naam van goed
en niet duur te zijn, in betrekkelijken zin altijd en in aanmerking
genomen den hoogen prijs van alle fabrieks-artikelen in de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika.
William J. Morlan bevond zich in zijn magazijn toen Cascabel daar
binnentrad.
--Uw dienaar, mijnheer Morlan, begon hij. Ik zou mij wel eene geldkist
willen aanschaffen.
William Morlan kende Cascabel, even als ieder in Sacramento hem
kende. Was hij niet sedert drie weken de beste straatkunstenaar die
zich in de stad bevond! Heel beleefd antwoordde de fabrikant dus:
--Eene geldkist mijnheer Cascabel? nu, daar wensch ik u van harte
geluk mede.
--Hoe bedoelt gij dat?
--Wel, omdat iemand die eene geldkist komt koopen, wel eenige zakken
dollars te bewaren moet hebben.
--Dat zal wel waar zijn, mijnheer Morlan.
--Welnu neem dan deze, antwoordde de winkelier, terwijl hij op eene
manshooge brandkast wees, die goed op hare plaats geweest zou zijn
in het kantoor van de gebroeders Rothschild of van andere bankiers,
die in den regel goed van geld voorzien zijn.
--Bedaard wat! hernam Cascabel. Die zou groot genoeg zijn om er mijn
geheele gezin in te bergen. Nu is dat wel mijne kostbaarste bezitting,
maar die behoef ik niet achter slot te bewaren. Zeg eens, mijnheer
Morlan, hoeveel geld zou er wel in die verbazende kast gaan?
--Eenige millioenen goudgeld.
--Eenige millioenen zegt gij? Dan zal ik later wel eens terugkomen
als ik die heb. Wat ik zoek is een kleine stevige kist, die ik onder
mijn arm nemen en achter in mijn wagen zetten kan als wij op reis zijn.
--Die heb ik ook voor u, mijnheer Cascabel.
De fabrikant haalde eene geldkist met een veiligheidsslot voor den
dag. Het gewicht er van was niet meer dan een pond of twintig. Van
binnen was de kist in laden en loketten verdeeld, evenals de kasten
waar geld en geldswaardig papier in de banken in bewaard wordt.
--Bovendien is zij tegen het vuur bestand, waar wij bij den verkoop
voor instaan, voegde Morlan er bij.
--Uitstekend, uitstekend! hernam Cascabel. Indien gij ook voor de
deugdelijkheid van het slot instaat, wil ik die kist wel hebben.
--Het is een slot met geheime sluiting, hernam de koopman, Het bestaat
uit vier letters, waarvan uit vier alfabetten een woord gekozen kan
worden, zoodat er bijna vier maal honderd duizend samenvoegingen te
bedenken zijn. In den tijd dien een dief noodig zou hebben om het
woord te vinden, zou hij een millioen keeren in de gevangenis gezet
kunnen worden.
--Een millioen keeren, zegt gij, mijnheer Morlan? Dat is waarlijk
verbazend! Maar wat is de prijs er van? Gij begrijpt dat een geldkist
te duur betaald zou zijn wanneer zij meer kostte dan hetgeen iemand
er in te bergen heeft.
--Volkomen juist, mijnheer Cascabel. Ik vraag er dan ook niet meer
dan zes en een halven dollar voor.
--Zes en een halven dollar? hernam Cascabel. Dat staat mij maar half
aan, die zes en een halve dollar. Komaan mijnheer Morlan, om zaken
te doen moet men wat toegeven. Zullen wij voor vijf dollars den
koop sluiten?
--Nu dan, omdat gij het zijt, mijnheer Cascabel.
Met eenen handslag werd de koop bezegeld. Toen vroeg de fabrikant of
hij de kist naar de rollende woning van den kunstenmaker wilde laten
brengen, aangezien het niet te pas kwam dat de eigenaar zelf er mede
onder den arm liep.
--Hoe heb ik het nu met u, mijnheer Morlan? Een man als ik, die met
gewichten van veertig pond speelt alsof het noten waren!
--Word maar niet boos. Onder ons gezegd en gebleven, hoeveel wegen
eigenlijk uwe gewichten van veertig pond?
--Precies vijftien pond, maar vertel het aan niemand anders! antwoordde
Cascabel.
Lachende en als een paar goede vrienden namen de fabrikant en de
kunstenmaker van elkander afscheid.
Een half uur later hield de gelukkige bezitter van de geldkist
zijnen intocht op het pleintje waar zijn wagen stond. Met niet weinig
zelfvoldoening zette hij »de kas van de firma Cascabel« op hare plaats.
Wat was het jonge volkje trotsch op het nieuwe meubel! Hoe blijde
waren zij er mede! Zij werden niet moede de kist open te maken en
weer te sluiten. De kleine Sander had er wel in willen kruipen om
verstoppertje te spelen. Maar dat kon niet want Sander was te lang
en om er krom in te liggen was de kist niet breed genoeg!
Kruidnagel verklaarde nooit zoo iets moois gezien te hebben, zelfs
niet in zijne droomen.
--Wat een moeite moet het kosten om dat ding open te maken, zeide
hij. Ten minste als het goed sluit, want anders moet het heel
makkelijk gaan.
--Dat is eene waarheid als eene koe, antwoordde de patroon. Op
eenen toon van gezag waar niets op te antwoorden viel en met een
veelbeteekenend gebaar, waarvan de bedoeling voor niemand twijfelachtig
kon zijn, liet hij toen volgen:
--Komaan kinderen, neemt uwe beenen op en gaat het een en ander halen
waar wij als koningen van smullen kunnen! Hier is een dollar waar gij
voor koopen moogt wat gij wilt. Ik ben de man die van daag trakteert!
Alsof de brave kerel niet iederen dag »trakteerde«! Maar dat was
een van de grappen die hij het liefst uithaalde en waar hij zelf het
hartelijkst om lachte.
In een oogenblik waren Jan, Sander en Napoleona uit zicht, gevolgd
door Kruidnagel met eene groote mand onder zijn arm om alles wat zij
gingen aanschaffen te dragen.
--Nu zijn wij alleen Cornelia, begon Cascabel. Laat ons nu een
oogenblik praten.
--Waarover Cesar?
--Waarover? Wel over het woord dat wij kiezen moeten om het
slot van onze geldkist toe te maken. Niet dat ik de kinderen niet
vertrouw. Lieve hemel dat zijn engelen, en evenmin om dien onnoozelen
Kruidnagel, want die is de eerlijkheid in persoon. Maar zulke woorden
moeten toch geheim gehouden worden.
--Neem maar een woord dat u het beste voorkomt, antwoordde
Cornelia. Wat gij wilt, vind ik goed.
--Hebt gij in 't geheel geene keus?
--Och neen.
--Ik voor mij zou liefst den naam van iemand nemen.
--Ja, ja ..., dat is goed. Den Uwen, Cesar.
--Dat kan niet want die is te lang! Het moet een naam zijn van niet
meer dan vier letters.
--Laat dan eene letter van den uwen weg. Cesar is even goed zonder R,
zou ik denken! Wij kunnen immers precies doen wat wij willen?
--Bravo, Cornelia! Dat is een goede inval, een van die invallen zooals
gij er dikwijls hebt. Maar als wij het er over eens zijn dat wij eene
letter uit eenen naam kunnen nemen, zie ik niet in waarom wij er geen
vier zouden weglaten en dan uit den uwen.
--Uit mijn naam?
--Wel zeker! De laatste vier letters er van: E L I A. Dat klinkt
zelfs nog mooier, vind ik.
--Hoe bedenkt ge het, Cesar?
--Zult ge het niet pleizierig vinden als uw naam de sluiting van onze
geldkist wordt?
--Zeker, vooral omdat hij in uw hart reeds geschreven staat, antwoordde
Cornelia innig en vol geestdrift.
Met ongehuichelde verrukking zoende zij haar braven man dat het klapte.
Zoodoende gebeurde het dat wie ter wereld het woord ELIA niet kende,
er nimmer in slagen zou de geldkist van de familie Cascabel open
te krijgen.
Na een half uur kwamen de kinderen terug met mondkost beladen. Het
waren heerlijke sneden ham en pekelvleesch, en van die verbazende
groenten zooals de vruchtbare grond van Californië ze voortbrengt,
koolen met stronken als boomen, aardappelen als meloenen, wortelen ter
lengte van een halven meter, die met geen andere te vergelijken zijn,
was Cascabel gewoon te zeggen, dan met die welke men onderweg uit den
grond trekt zonder de moeite te hebben van ze eerst te planten. Voor
de dranken is er in Californië eene rijke keus uit alles wat eene
amerikaansche keel kan streelen. Op het feestmaal der Cascabel's had
ieder een groot glas schuimend bier tot zijne beschikking en aan het
dessert eene fijne flesch sherry voor allen.
Cornelia had niet veel tijd noodig om, door Kruidnagel, haar gewonen
koksknecht, geholpen, het maal te bereiden. De tafel werd gedekt
in de tweede afdeeling van den reiswagen, gewoonlijk de woonkamer
genoemd, waarin eene aangename warmte heerschte tengevolge van het
in de aangrenzende ruimte brandende keukenfornuis. De eetlust van
vader, moeder en kinderen, die nooit te wenschen overliet, was dezen
dag buitengewoon. De omstandigheden in aanmerking genomen, was dat
geen wonder.
Toen het eten afgeloopen was, richtte mijnheer Cascabel tot allen het
woord, waarbij hij den plechtigen toon aansloeg waarmede hij gewoon
was het »geëerde publiek« toe te spreken.
--Morgen, kinderen, zeide hij, verlaten wij Sacramento, die nobele
stad, met hare nobele ingezetenen, over wie wij niet anders dan roemen
kunnen, onverschillig of hunne huid blank, rood of zwart ziet. Maar
Sacramento ligt in Californië; Californië is een stuk van Amerika en
Amerika is Europa niet. Een mensch heeft maar één vaderland. Europa,
dat is Frankrijk en het is waarlijk niet te vroeg wanneer wij naar
Frankrijk terug verlangen na er zoovele jaren van gescheiden te zijn
geweest. Hebben wij in dien tijd fortuin gemaakt? Om de waarheid te
zeggen: neen! Intusschen zijn wij eigenaars van een zeker aantal
dollars, die in onze geldkist een goed figuur zullen maken nadat
wij ze in fransch goud- of zilvergeld ingewisseld zullen hebben. Een
deel van dat bedrag zullen wij besteden om den Atlantischen Oceaan
over te steken op een der snelvarende stoomschepen van wier top de
driekleur wappert die onze Napoleon weleer in de hoofdsteden aller
landen geplant heeft. Cornelia, ik drink op uwe gezondheid!
Moeder Cascabel knikte vriendelijk met het hoofd, in antwoord op deze
beleefdheid die haar man haar dikwijls bewees, als wilde hij zijne
dankbaarheid toonen voor de moeite die zij zich gegeven had om hem in
de personen zijner kinderen de evenbeelden van Hercules en Achilles
te schenken.
Toen sprak hij weder:
--Ook drink ik op onze behouden reis! Mogen gunstige winden onze
zeilen doen zwellen!
Hij zweeg teneinde gelegenheid te hebben allen voor het laatst uit
de heerlijke sherry-flesch nog eens in te schenken.
--Intusschen, mijn vriend Kruidnagel, zult gij misschien de opmerking
maken dat er na het betalen van onze passage niets meer in de geldkist
over zal zijn?
--Daar ben ik niet bang voor patroon..... ten minste als de plaatskaart
op de booten, gevoegd bij die op de spoorwegen niet zóóveel kost.......
--Wat praat ge van spoorwegen, van _rail-roads_, zooals de Yankees
zeggen, riep Cascabel. Maar onnoozel schepsel, onbekwaam tot eenige
redeneering, daar reizen wij niet mede! Van Sacramento tot New-York
reken ik dat het vervoer ons niets kosten zal, want daar gebruiken wij
ons huis op wielen voor. Een honderd of wat mijlen rijdens, daar zal,
vermoed ik, de familie Cascabel zich niet door laten afschrikken,
zij die nooit anders gewoon is geweest dan de wereld door te rollen!